Bij het schrijven van het boek Leiderschap van de programmamanager heeft ieder van ons zo zijn voorkeursthema’s en hoofdstukken. Een van de hoofdstukken en dus onderwerpen die mij het meest na aan het hart ligt is het hoofdstuk over vitaliteit. Het basisgedachte van dat hoofdstuk is dat je vitaal, fit en veerkrachtig moet zijn om de vaak veeleisende baan van programmamanager te kunnen invullen. Mijn ervaring bij de begeleiding van programmamanagers is dat het soms een zwaar vak is. Verwachtingen van opdrachtgevers, de vaak toch weer te beperkte tijd om een goed product of voorstel voor een overleg te maken, agenda’s die op het laatste moment omgegooid worden, onenigheid in een stuurgroep of team; het zijn allemaal van die dingen die veel van jou vragen in je rol als programmamanager. Van je wendbaarheid, energie en uithoudingsvermogen. Vitaal zijn is dan een belangrijke randvoorwaarde voor succes. Immers als je niet energiek in je vel zit, wordt het lastig om mee te bewegen en positie in te nemen.
Het schrijven van het hoofdstuk over dit onderwerp vond ik eigenlijk best wel confronterend. Want hoe goed zorgde is nu eigenlijk voor mijn eigen vitaliteit? Ook het vak van organisatieadviseur is soms veeleisend. Tenminste op de manier waarop ik het invul. Met vaak te korte deadlines, te volle agenda’s, te veel punten die nog op de to-dolijst staan, etc.
Vitaliteit: vier dimensies
In ons leiderschapsboek gebruiken we het model van Paulien Assink als kapstok om naar vitaliteit te kijken (Assink, P. (2005). Uit het harnas! Vier wegen naar authentiek en verantwoord leiderschap. Amsterdam: Business Contact). In dit boek beschrijft zij vitaliteit op vier dimensies.
- De fysieke dimensie: gaat over m.n. gezondheid en zorgen voor je lijf.
- De mentale dimensie: gaat over doelen, visies, leren en verdere ontwikkeling.
- De emotionele dimensie: gaat over aspecten van relaties en samenwerking.
- De spirituele dimensie: gaat over de verbinding met zingeving.
En met name op het gebied van de fysieke dimensie moest ik eerlijk bekennen dat ik mezelf stevig aan het verwaarlozen was.
Wandelen
Ik weet nog welke dag ik de eerste versie van het hoofdstuk schreef: 23 juni 2017. Want als je een mooi boek over leiderschap schrijft en je neemt niet serieus wat daarin staat… kun je jezelf dan serieus nemen? Dus die dag heb ik een besluit genomen. Ik ga vanaf nu elke dag minimaal 5 kilometer lopen. Die manier van beweging is voor mij het beste in te passen in mijn drukke agenda. Soms tussendoor, soms aan het begin of einde van de dag moet ik dat uurtje kunnen vinden.
Deze keuze was met name ingegeven door een ander boek dat ik gebruikte bij het schrijven van dit hoofdstuk; het boekje ‘Laat je hersenen niet zitten: Hoe lichaamsbeweging de hersenen kan activeren’ van Erik Scherder (Amsterdam: Atheneum Polak & Van Gennep (2014)). Ik vond het beste wel confronterend om te lezen wat te weinig bewegen voor effecten heeft, m.n. op je hersenen en andere mogelijke ziekten en ongemakken. En hoe makkelijk je winst kunt boeken door er wel aandacht aan te besteden.
Dus sinds die dag loop ik elke dag minimaal 5 kilometer (in de praktijk lukt het me ook om gemiddeld ruim 7 km per dag te lopen – de bekende 10.000 stappen). En het werkt. Ik houd het nu al ruim anderhalf jaar vol (op een enkele dag na dat ik ziek was of het hondenweer was) en voel me aanmerkelijk fitter en energieker. Ik heb meer energie, ik ben scherper en bovendien is dat klein uurtje lopen ook een goede manier om even afstand te nemen, zaken op rij te zetten en keuzes in mijn hoofd te maken. En dat zijn dingen die voor elke programmamanager ook belangrijk zijn.
Op dit punt heeft dit hoofdstuk van alle onderwerpen die we hebben beschreven voor mijzelf het meeste impact gehad. Gewoon in mijn directe eigen gedrag. En als je nog niet overtuigd bent van het effect van een klein stukje lopen elke dag, dan helpt bijgaande plaat die Helmuth me stuurde je misschien. Ik hoefde niet meer overtuigd te worden, maar het is altijd fijn een dergelijke bevestiging te lezen.
Geef een reactie